De Sint-Martinuskerk heeft twee orgels: een Merklin-Schutze orgel op het doksaal en een Potvlieghe orgel in het koor.
De Sint-Martinuskerk heeft twee orgels: een Merklin-Schutze orgel op het doksaal en een Potvlieghe orgel in het koor.
Gebouwd in 1870-71 door de ‘Societé Anonyme des Grandes Orgues et Harmoniums Etablissements Merklin-Schütze à Bruxelles’
2 manualen C-g’’’, pedaal C-d’
Sleepladen en mechanische tractuur
Vrijstaande speeltafel
Gelijkzwevende stemming a’ ca. 440Hz
Opstelling in 2 neo-gothische orgelkasten van de gebroeders Camby uit Brussel. De baskant omvat C-g, de diskant gis-g’’’.
Tinnen pijpen in het front, waarvan één octaaf sprekend aan de baskant. Behalve de Voix céleste zijn alle registers voor reciet en pedaal transmissies uit het hoofdwerk.
Oorspronkelijk was in de dispositie geen Voix céleste aanwezig. Wel was de huidige Flageolet 2′ tegelijk aanwezig op het Récit en al derde rang van de Fourniture. Deze transmissie was wellicht vanaf het begin problematisch en zal (begin 19de eeuw?) aanleiding hebben gegeven tot de huidige schikking. Hierbij werd de transmissie Flageolet-Fourniture ongedaan gemaakt en werd de Flageolet van plaats verwisseld met de voormalige Violon 4′ van het Grand Orgue die gestemd werd als Voix Céleste (in feite onderzwevend, als “Unda maris”).
Rond 1950 werd de Basson-hautbois opgeschoven tot 4′-voet. Hierbij verdwenen de 12 grootste pijpen. Deze transformatie is stapsgewijs teruggebracht: in 1972 werd het register teruggezet als 8′-voet en in 1990 werd het ontbrekende groot octaaf bijgemaakt.
HOOFDWERK
Bourdon 16’
Bourdon 8’
Salicional 8’
Flûte 8’
Montre 8’
Flûte harmonique 4’
Fourniture 3’
Flageolet 2’
Trompette 8’
Basson-hautbois 8’
RECIET
Bourdon 8’
Flûte harmonique 8’
Salicional 8’
Flûte 4’
Basson-hautbois 8’
Voix céleste 8’
PEDAAL
Sousbasse 16’
Flûte 8’
KOPPELINGEN
Pedaal-Hoofdwerk
Pedaal-Reciet
Appel Hoofdwerk
Tremulant diskant
Traploze zwelkast diskant
Bouw: 1976 door Ghislain Potvlieghe uit Ninove.
Klavieren: 1 manuaal C-d’’’. De ondertoetsen belegd met ebbenhout de boventoetsen met ivoor.
Traktuur: mechanisch met stekers en wellenbord.
Windladen: sleeplade. Stemming: naar Kirnberger, a = 440 Hz.
Orgelkast: eiken kistorgel.
Pijpwerk: hoog loodgehalte. Het laagste octaaf van de Holpijp is uit eik, en verbonden via koperen conducten. De opstelling is chromatisch behalve het laagste octaaf dat in C-Cis staat opgesteld aan weerszijden.
NB: de aankoop van dit instrument was mede oorzaak voor het oprichten van de vzw Orgelkring Druivenstreek in maart 1993. Oorspronkelijk moest voor de windvoorziening met de rechtervoet worden getrapt, de Orgelkring voorzag het orgel van een elektrische ventilator volgens een systeem dat de originele inrichting onaangeroerd laat en er volledig compatiebel mee is.
DISPOSITIE
Holpijp 8’
Fluit 4’
Prestant 2’
Sifflet 11/3’